top of page

Het Scheiden van de Wegen (Tussen Judaïsme en Christendom)


“Het ‘scheiden van de wegen’ is de laatste jaren een standaardmodel geworden om de afscheiding te beschrijven tussen het Judaïsme en het Christendom” (Judith Lieu).


James Dunn echter, claimt dat de scheiding niet tussen Christendom en Judaïsme was, maar tussen Niet Joden en Joodse navolgers van Yeshua.


Het debat was niet: “zou ik Joods of Christen zijn?” maar….

1. Zou een Joodse navolger van Yeshua de ceremoniële vereisten van de Tora nog praktiseren (met name kasjroet, besnijdenis, Sabbat en de Feesten) en

2. Is het Christendom nog verbonden met het Judaïsme/De God van Israël?


Sommigen zien deze ‘scheiding’ laat in de eerste eeuw. Het Judaïsme kwam op in de rampzalige Grote Opstand in 70 CE als het Rabbijnse Farizeïsche Judaïsme onder Ben Zacchai (die een overeenkomst sloot met Generaal Vespasianus om Jeruzalem te ontvluchten en een school stichten in zuid Israël). Dit kan ook de tijd zijn dat de 19e zegening tegen Nazareners toegevoegd werd, waarbij een Joodse gelovige in Yeshua vervloekingen over zichzelf moest uitbidden als hij bad in de synagoge, en zo de Messiaanse Joden uitroeien. Ze zien dit als toen het Judaïsme brak met het Christendom en vice versa.


Maar Mark Kinzer beweert in “Post Missionary Messianic Judaism” dat ze binnen de ecclesia (kerk) argumenteerden over het Joodse leven binnen het leven van de Joodse gelovige en de niet-Joodse gelovige nog steeds laat in de vierde eeuw.


Geleerde Phillip Cunningham beweert dat…..


"Veel Christenen bleven sterk aangetrokken tot de Joodse tradities. Deze fascinatie leidde er niet alleen toe dat deze niet Joden enkele Joodse gewoonten aannamen op informele manier maar moedigde ook een belangrijk aantal gelovigen -zowel Joden als niet Joden- door te gaan met een zekere mate van Joodse praktijk binnen de kerkgemeenschappen.

“Het blijkt dat eeuwenlang een aantal Christenen functies in de synagoge bekleedden evenals plaatselijke kerk liturgieën. De grenzen tussen de twee groepen bleven een hele tijd (lang na de eerste eeuw) heel poreus.” Lindeman, Albert S.; Levy, Richard S. – Antisemitisme (p.57). OUP Oxford. Kindle Edition.


Dit was problematisch voor veel bisschoppen die bedreigd werden door de voortdurende fascinatie van het Joodse leven door hun bestanddelen. Dit leidde tot een aantal van de meest meedogenloze tirades van jaloerse leiders tegen de Joodse mensen. De sprekers namen delen uit het Nieuwe Testament, die in de context interfamiliale debatten waren en maakten ze op een manier die Yeshua (een getrouwe Jood, in elk opzicht oplettend) anti-Semitisch maakte.


Berispingen tegen corrupte leiders werden gegeven als berispingen tegen Joden in het algemeen. Onthoud, elke navolger van Yeshua was Joods en Hij werd geliefd door de massa. Ze arresteerden Hem in het geheim, omdat ze “bevreesd waren voor de menigte” Joden! (Mattheus 21:46)


Cunningham gaat verder: “Als je polemische passages neemt uit het Nieuwe Testament, die voornamelijk opkwamen als deel van een Joods debat, en als je dan de kritiek leest van de Hebreeuwse profeten als blijk van constant Joods falen, vielen Christelijke onderwijzers de respectabiliteit van het Judaïsme aan,” met extreme retoriek.


In de derde eeuw beschuldigde de geleerde Origen de hele Joodse natie van “samenzweren tegen de Redder van het menselijk ras.”


Een van de meest antisemitische, demonisch tirades tegen het Joodse volk was afkomstig van John Chrysostom in Antiochië in zijn serie preken “Tegen de Joden” (dat was de titel!). Waar hij claimde, onder andere, dat het de plicht van iedere Christen was de Joden te haten. Hier volgt een uittreksel:


“De synagoge is erger dan een bordeel… het is het hol van schurken en herstel van wilde beesten… de tempel van demonen, gewijd aan sekten van afgoden… het toevluchtsoord van bandieten en losbandigen, en de schuilplaats van duivels. Het is een criminele vergadering van Joden… een vergaderplaats voor de moordenaars van Christus… een huis, erger dan een drinkgelegenheid, een plek voor dieven, een huis met een slechte naam, een woonplaats van zonde, de schuilplaats van duivels, een golf en een afgrond van verderf… ik zou hetzelfde kunnen zeggen over hun ziel…Wat mij betreft, ik haat de synagoge… ik haat de Joden om dezelfde reden.”


Hij verbood zijn leden naar de synagoge te gaan. Waarom? Omdat velen naar de Joodse synagoge gingen in de hoop er iets waardevols te leren. Terwijl Chrysostom antisemitisch was, duidelijk, waren sommigen in zijn gemeente philosemitic (met waardering voor het Joodse volk en hun geschiedenis).


Als de Joods/Christelijke afsplitsing – het scheiden van de wegen – al plaats vond aan het eind van de eerste eeuw, waarom hebben ze het er nu nog over, 300 jaar later?


Duidelijk, veel gelovigen, Joden en niet- Joden, bekeken de Joden en hun gewoonten gunstig.


We weten dat tot 325 CE velen in de Kerk het Joodse Paasmaal gebruikten om de dood en de opstanding van Yeshua te gedenken. Dat was een van de voornaamste redenen voor de Raad van Nicea. Dit was een deel van de brief van Keizer Constantijns bij de conclusie van de Raad:


"Er is verklaard dat we hier onwaardig voor zijn, het heiligste van alle feesten, de… Joden te volgen die hun handen vuil gemaakt hadden aan de ergste van alle misdaden, wier gedachten verblind waren. Daarom moeten we niets gemeen hebben met de Joden, want de Redder heeft ons een andere weg laten zien.


Sommige bisschoppen, zoals Victor van Rome in 190 CE, waren hierdoor zo bedreigd dat ze iedere gelovige wilden excommuniceren die de dood en opstanding van Yeshua op het Joodse Pasen vierden. Er zou nog 135 jaar over gedebatteerd worden voor de Bisschop van Nicea het onwettig zou verklaren, waarmee hij liet zien dat veel Christenen Pasen bleven vieren. Waarom onwettig verklaren als niemand het zag? De Kerk Raad hield zich alleen met relevante zaken bezig.


Nog een voorbeeld. In 306 in Elvira, Spanje, verbood een kerkenraad Christenen te eten met Joden of hun vee te zegenen. Waarom? Duidelijk, dit vond plaats op een niveau dat de bisschoppen alarmeerde.


Gevolgen


Wat begon als een interne kerkscheuring binnen de ecclesia, werd “de scheuring… tussen de multinationale ecclesia en het Joodse volk” (Kinzer, 211). Met andere woorden, voor dat de Kerk zich volledig afscheidde van het Judaïsme, scheidde zij eerst van haar Joodse bestanddelen. Om Jerome of Striden te parafraseren, een vierde-eeuwse theoloog: “Hij die Christen en Jood wil zijn, kan noch Christen, noch Jood zijn,”- een mantra dat zowel Christendom als Judaïsme zou omarmen.


Dus, als er genezing plaats zou moeten vinden, zoekt het Christendom niet alleen verzoening met het Judaïsme maar met Joodse navolgers van Yeshua die hun Jood zijn moesten loochenen om de Joodse Messias te omarmen.

Kinzer citeert Thomas Torrance, "de diepste scheuring in het enige volk van God is de scheuring tussen de Christelijke en de Joodse Kerk” (Kinzer, 212) - in de zin van niet Joodse gelovigen en Messiaanse Joden.


Je kunt het resultaat van de ziekte niet behandelen zonder af te rekenen met de wortel van de ziekte.

bottom of page