
Bericht van de uitgever: Ariel en zijn in Israël geboren vrouw zijn leiders van de tak van Revive Israel in de stad Jeruzalem/ Tikkun Global en ook oudsten in de Gemeente Ahavat Yeshua. Ze hebben op unieke wijze een hart voor de radicale eenheid van Jood en Heiden in Yeshua. Hier komt het verhaal van Ariel. Geniet ervan.
Ik ben opgegroeid in een Hervormd Joods gezin in Connecticut, VS. Ik blonk uit op high school en werd aangenomen op Duke University, waar ik mijn studie ingenieurswetenschappen begon. Hoewel, eens, laat op een avond in 1985, toen ik mij concentreerde op een programma op mijn Apple IIc, toen dacht ik: “Ik weet niet zeker of ik wel al mijn tijd wil besteden aan het kraken van getallen en codes; er moet meer zijn in het leven!”
Mijn zoektocht naar een hogere zin in het leven begon toen. Het heeft me ver gebracht. Uiteindelijk kwam ik terecht bij de cursus “Intro tot de Religies van Azië.” De professor was een vroom expert in het Tibetaans Boeddhisme, wat hij onderwees met flair en passie. Ik was verslaafd! De Vier Edele Waarheden spraken diep tot mijn intellect en tot mijn niet ophoudende hopeloze gevecht om de zin te vinden. Mijn fascinatie met het Boeddhisme bracht me al gauw in verband met Japan. Ik besloot mijn eerste studiejaar daar door te brengen, leerde snel en gemakkelijk Japans, bijna alsof ik me de taal eerder herinnerde dan dat ik hem voor het eerst leerde. Ik mediteerde ’s morgens en ’s avonds. Veel Japanse vrienden waren ervan overtuigd dat ik de reïncarnatie was van Japanse Boeddhistische monnik!
Na mijn afstuderen bij Duke, ging ik naar Japan om Engels te onderwijzen in het afgelegen Yamaguchi, maar al gauw begon mijn jeugdliefde voor het Boeddhisme te verflauwen toen ik problemen kreeg met een verlammende eenzaamheid.
Op een avond in de herfst van 1991, stond ik op een heuvel vlak bij mijn Japanse huis en staarde naar de hemel, naar de sterren. Ik was wanhopig, en voor de eerste keer in mijn leven bad ik met deze echte bedoeling: “God, ik weet niet wie U bent en of U bestaat, maar iemand moet achter dit ongelofelijk mooie universum zitten; ik ben verloren, verward en ver van huis; ik weet niet wie ik ben. Als U werkelijk bestaat, help me alstublieft!”
Een paar maanden later vond ik een baan bij een klein bedrijf in Tokio met een paar Christenen in de staf. Toen zij erachter kwamen dat ik Joods was, begonnen ze te praten over mensen, plaatsen en gebeurtenissen in de Bijbel – in de veronderstelling dat ik wel zou weten waar ze het over hadden. Ik was in verlegenheid dat ik zo weinig wist van mijn eigen erfenis. Christenen begonnen deze Jood tot jaloersheid te brengen (Romeinen 11:14).
Ik kocht een Engelse Bijbel en begon te lezen vanaf Genesis. Ik werd direct geraakt door het grote verschil tussen de verheven logica van het Bijbelse verhaal, vergeleken met de complexe, animistische mythen die ik bestudeerd had – van India, Tibet, China en Japan. Geloof begon wortel te schieten. Ik voelde dat ik het ware getuigenis van de Schepper en de God van mijn vaders, Abraham, Isaac en Jacob aan het lezen was.
Mijn collega’s vroegen me mee te gaan naar de kerk. Jonge mensen vanuit de hele wereld waren bijeen in een hal waar ik het goede nieuws van Yeshua en de Messias voor de eerste keer hoorde. Ik werd al gauw bevriend met een jonge Koreaan. Ik wist hoe de Koreanen geleden hadden onder de Japanse agressie en wreedheid in de eerste helft van de 20e eeuw. Toen ik mijn vriend vroeg hoe hij het klaarspeelde om in harmonie te leven met de Japanners, zei hij: “Heel eenvoudig, Yeshua heeft mijn zonden vergeven en nu moet ik iedereen vergeven, zelfs de Japanners.”
“Maar,” antwoordde ik, “waarom moet je hen vergeven? Je was nog niet eens geboren toen dat allemaal plaatsvond, 70 jaar geleden.”
“Ik weet het,” zei hij, “maar het is ons overkomen, het is een deel van onze Koreaanse identiteit geworden – de Japanners te haten. Maar in de Messias moeten we vergeven, we moeten verder, we moeten samen een nieuwe toekomst maken.”
Wel, deze Jood was “schuldig bevonden” zoals ze dat zeggen. Die nacht kon ik geen oog dicht doen. Ik was goed voorgelicht in de tragedie van de Holocaust, opgegroeid met een toenemend gevoel van rampzaligheid als ik iets hoorde dat leek op Duits. Vergeven? Kunnen we de Nazi’s vergeven? Onmogelijk!
De hele nacht worstelde ik met God en met mezelf, waarbij ik diep in m’n hart onvergevings gezindheid ontdekte op vele terreinen. Ik kende de uitdaging: “…Maar als u de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven.” (Mattheüs 6:14-15). Alles wat ik kon doen om tot rust te komen was bidden: “God, als Yeshua echt de Messias en Redder is, en de enige die onze zonden kan vergeven, dan wil ik dat weten, ik moet het weten.”
Een paar weken later, in juni 1992, ging ik naar een bijzondere outreach dienst met een passiespel dat Yeshua uitbeeldde, onderwijzend, de zieken genezend, zijn critici antwoord gevend; en in het eind verraden, ter door veroordeeld aan het kruis. Terwijl ik zat te kijken, begon ik te huilen en te snikken als een klein kind. Toen de Romeinen Hem geselden, zei een sterke innerlijke stem, niet het gewoonlijke “kanaal” van mijn geweten: “door Zijn striemen ben je genezen….” Ik was ondersteboven en wist zonder twijfel dat God tot me sprak.
Ik zei: “Oké God, ik ben bereid U te volgen.” Onmiddellijk werd ik aangegrepen, fysiek en krachtig van binnen. Mijn koude, Joods/Boeddhistische hart van steen werd weggenomen en ik was opnieuw geboren, en kreeg een nieuw levend hart door de Heilige Geest. Ik kreeg genade om me te bekeren van mijn zonden, de Here Jezus te ontvangen en door Hem de vergeving van zonden. Ik begon het evangelie te delen met Japanners en vreemdelingen en werd gedoopt in de Pacific.
Waar de Heer me ook gebracht heeft sinds die tijd, ik heb “in de bres gestaan” met mijn dubbele Joods/Heidense identiteit.