
De Bijbel spreekt over de Menora, of Kandelaar, op drie niveaus: een in de Tora, een in de Profeten en een in het Nieuwe Testament. Mozes kreeg de opdracht een 7-armige gouden kandelaar te bouwen en die in het Heilige van de Tabernakel te plaatsen (Exodus 25:31-40). De priesters moesten voor de kandelaar zorgen, maar er was geen duidelijk onderwijs over de geestelijke betekenis van de Menora.
Dit is de kandelaar waarvan verwacht werd dat hij opnieuw werd gewijd door de Makkabeeën en gevierd werd op de dagen van Chanoeka. De kandelaar bij Chanoeka wordt in het Hebreeuws Hanukiah genoemd. Hij heeft 9 lichten (voor 8 dagen en 1 om de andere aan te steken. Het is GEEN replica van de Menora in de tempel, maar is op de een of andere manier de vertegenwoordiger geworden van deze Menora in de Joods religieuze traditie.
Op het tweede niveau, de profeet Zacharia zag een visioen van een geheimzinnige Menora, met twee olijfbomen, een aan beide zijden. Dit symboliseerde de Heer die Sion en de Tempel herstelde door de kracht van Zijn genade en geest (Zacharia 4:1-10). Dit visioen werd de basis voor het symbool en de zegel van de moderne staat Israël.
Het derde niveau is te vinden in het boek Openbaring, waarin Johannes een bovennatuurlijk visioen van Yeshua in verheerlijkte vorm heeft, staande te midden van 7 kandelaars, die de 7 kerken of gemeenten vertegenwoordigen van Klein Azië (Openbaring 1:12, 20), die het symbool zijn van alle soorten en stromingen die samen de internationale ecclesia vormen.
Zoals de kandelaar van Mozes uitdrukking vond in de Joods religieuze traditie, het profetische visioen van Zacharia vond uitdrukking in het moderne Zionisme en het visioen van Johannes laat mensen zien van iedere stam, taal en natie, verheerlijkt door de kracht van God.